In steeds meer kindcentra werken de leerkrachten en pedagogisch medewerkers intensief samen in opvang en onderwijs voor kinderen in de leeftijdsgroep van 2,5 tot 6 jaar. Denk aan de peuteropvang (in peuterspeelzaal en kinderdagverblijf), de groepen 1 en 2 van het basisonderwijs en de buitenschoolse opvang voor deze leeftijd. Deze trend naar meer samenwerking zal niet verbazen. Immers, vanuit het perspectief van de ontwikkelingspsychologie/pedagogiek passen kinderen uit deze leeftijdsgroep heel goed bij elkaar. Kinderen ontwikkelen zich in deze fase door al spelend de wereld te ontdekken. Het is een vorm van informeel leren waar zowel peuters als kleuters patent op lijken te hebben. Dit roept de vraag op vanuit welke visie er gewerkt wordt in de peuter-/kleutergroepen. Het antwoord op deze vraag is belangrijk omdat het bepalend is voor hoe er gewerkt wordt met kinderen in deze leeftijdsgroep. Ik denk dat het nu tijd is om na te denken over deze vraag.
Afscheid van de kleuterschool
Graag breng ik de ervaring met de vorming van het basisonderwijs in 1985 in herinnering. In deze onderwijshervorming werd het losstaande kleuteronderwijs aangehaakt bij de toenmalige lagere school. Samen vormden ze vanaf dat moment het basisonderwijs zoals we dat nu kennen.
Een belangrijke doelstelling van deze onderwijshervorming was de overgang tussen kleuteronderwijs en lager onderwijs soepeler te laten verlopen door een meer geïntegreerde aanpak. In bepaalde opzichten is deze onderwijshervorming een succes geweest. In één opzicht niet: een belangrijk kenmerk van het kleuteronderwijs – de gerichtheid op en de kennis van het spelend leren – ging gaandeweg verloren. Het informeel leren werd niet uitgebreid naar de ‘hogere groepen’, maar werd steeds meer teruggedrongen door de doelen van het formele leren. Het onderwijs aan kleuters kreeg steeds meer kenmerken van voorbereiding op ‘de echte school’.
Ik denk dat we een les moeten trekken uit dit verleden en ervoor waken dat het peuteronderwijs ook een voorloper van formeel leren wordt. Of nog liever: Ik zou de samenwerking van opvang en onderwijs in de leeftijd van 2,5 tot 6 jaar willen aangrijpen om de kracht van het informele leren terug te brengen in de kleuterklas.
Vraag
Wat mij betreft wordt het hoog tijd een antwoord te formuleren op de vraag: kiezen we voor een ‘voorbereidend perspectief’, gebaseerd op strak geformuleerde doelen en leerlijnen of kiezen we voor het perspectief van de autonome ontwikkeling van kinderen? Anders gezegd: gaan we in de peutergroepen de kinderen voorbereiden op de kleutergroep (zoals we nu ook doen in de kleutergroepen waar we kinderen voorbereiden op op groep 3 van het basisonderwijs) of breiden we het informeel leren in de peutergroepen uit naar groep 1 en 2? Met andere woorden: waar leggen we ‘de knip’ tussen informeel en formeel leren? Bij 2,5 jaar, bij 4 jaar of bij 6 jaar?
Europa
Als reisbegeleider van ChildCare International zie ik hoe pedagogen en leerkrachten in het buitenland over dit vraagstuk denken en hoe de praktijk eruit ziet. In veel Europese landen (in Scandinavië, Duitsland, Italië en veel voormalige Oostbloklanden) gaan kinderen pas op hun 6e jaar naar de formele basisschool. Deze landen hebben ook een lange en rijke traditie van kleuteronderwijs waar bijna alle kinderen van 3 tot 6 jaar vijf dagen per week naartoe gaan. In onder meer Scandinavische landen is het vanzelfsprekend dat kinderen van 3 tot 6 bij elkaar zitten in de opvang/voorschool en zich in een informele setting ontwikkelen. In Finland gaan kinderen zelfs pas met 7 jaar naar school.
Denemarken
In Denemarken is onlangs in de wet opgenomen dat kinderdagverblijven geen school (preschool) zijn, maar een aparte entiteit, waarin op een andere manier met kinderen wordt gewerkt dan op school. De overheid erkent dat de ontwikkeling van kinderen in de leeftijd van 0 tot 6 jaar zeer belangrijk is. De Deense overheid heeft zich het opheffen van achterstanden in de ontwikkeling van kinderen tot doel gesteld en wil middels een goed aanbod van opvang/voorschool de sociale ongelijkheid terugdringen. In 2018 is er een nieuwe wet op de kinderopvang van kracht met de volgende inhoud:
- een curriculum dat de kernwaarden en het aanbod van de kinderdagverblijven beschrijft. Dit curriculum beslaat zes thema’s: persoonlijke ontwikkeling; sociale competenties; communicatie en taal; lichaam, zintuigen en beweging; kunst en samenleving; natuur, het buiten zijn en wetenschap;
- brede pedagogische doelen op basis waarvan de leeromgeving alle kinderen ondersteunt op het gebied van welzijn, leren, ontwikkeling en vorming (Bildung);
- veel nadruk op het belang van spel, nieuwsgierigheid en sociale relaties voor kinderen. Spel is fundamenteel voor hun welzijn en het leren (ontwikkelen). Spel bevordert sociale competenties, het gevoel van eigenwaarde en ook de cognitieve ontwikkeling;
- een verplichting voor elk om dit curriculum te vertalen naar de praktijk (pedagogisch leerplan) op basis van de lokale omstandigheden.